{short description of image}

1950-2006

Het flesje van Lootvoet.
In Overijse op de hoek van de Waversesteenweg en de IJseweg ligt het domein van Brouwerij Lootvoet.
De laatste brouwer daar was Albert Lootvoet, telg uit een brouwersgeslacht uit Beveren aan de IJzer.
Zijn vader Valère stichtte de "Brasserie de la Fontaine" te Overijse, bekend voor zijn "Sport Ale". Na de oorlog herdoopt in "R.A.F" en tijdens WO II zijn "zero-huit".
In 1948 kwam de "Gold Scotch", later nog gevolgd door het "Rubensbier" in het Rubensjaar, en het "Ketje" naar aanleiding van 1000 jaar Brussel.
Paul Lootvoet zou het bekende "Leffe" in het leven roepen.
Begin jaren 50 van vorige eeuw dronken twee hardwerkende boeren enkele flesjes "Lootvoet Overijssche" en lieten het leeggoed achter op de Zwanenberg.
Tijdens de reservaatswerken van januari 2006 werden deze flesjes weer opgegraven.
{short description of image}

1850-2005

Illegale eikenkap.
Tijdens het paasweekend 2005 werden 3 monumentale eiken van de Koeheide illegaal gekapt.
Door een gericht optreden van Natuurpunt, buurtbewoners en de Gemeente Bertem werden de daders uiteindelijk dinsdagavond door de politie op heterdaad betrapt.
Op deze manier werd ongetwijfeld erger voorkomen.
Helaas voor de 150 jaar oude eiken gebeurde dit pas nadat ze al tegen de grond lagen of definitief beschadigd waren.
Het landschap van de Koeheide wordt in grote mate gevormd door deze oude bomengroepen die op de hellingen staan.
Een trieste en onherroepelijke aanslag op het beschermde landschap en het Bertemse erfgoed van de Koeheide.
{short description of image}

1960-2003

De ontdekking van het Blauwgroen trechtertje.
Op 24 december 2003 werd op de Koeheide, boven aan de Reedelles het Blauwgroen trechtertje gevonden.
Van Omphalina chlorocyanea is er slechts één waarneming opgenomen in FUNBEL.
Een databank met ruim 400.000 waarnemingen.
Het is een exsiccaat van Louis Imler dat bewaard wordt in de Nationale Plantentuin te Meise van een vondst op 13 november 1960 te Turnhout.
Sporenonderzoek dat uitgevooerd is, heeft ondertussen uitgewezen dat de exemplaren van de Koeheide na 43 jaar de tweede waarneming van deze soort in België zijn.
In de daaropvolgende jaren werden nog 3 vindplaatsen op de Koeheide in kaart gebracht.
{short description of image}




1845-1940

Armoede op de Koeheide.
Het Sint Vincentius a Paolo genootschap ontstond in Frankrijk en waaide in 1845 over naar Brussel.
Op korte tijd werden er overal in steden en dorpen afdelingen -die conferenties genoemd werden- opgericht om armoede te bestrijden en de getroffen gezinnen een zedelijker en christelijker leven te doen leiden.
De Leuvense conferentie ontstond in 1845 aan de universiteit maar vond al vlug navolging in de verschillende parochies en de colleges van Leuven.
Bijstand was er in die dagen genoeg te geven.
In 1849 brak de cholera uit in Leuven.
In de Sint Jacobs parochie aan de Voer moesten er tot 20 mensen per dag berecht worden.
Pastoor Adriaan Terdie vroeg aan de liberale burgemeester Ferdinand d'Udekem per brief om eens goed na te denken over de oorzaken van de deze epidemie en hoe het kwam dat vooral deze arme verpauderde wijken van de stad het zo erg te verduren hadden.
Er stierven maar liefst 533 mensen en haast allemaal woonden ze in dat overbevolkte deel van de stad met nauwe straten en dito gangen.
In 1895 schrijft de stadsarchivaris Edward van Eden dat er ruim 450 arme gezinnen in de bijstand van de verschillende sint Vincentius genootschappen en dat zij samen 14.000 francs verdeelden.
Paul Reekmans herinnert zicht dat hij als elfjarige in 1937 iedere week 5 centimes moest meebrengen naar school voor de Vincentianen.
De 84 jarige meneer Nihoul uit de Parijsstraat weet nog hoe hij samen met zijn klasgenoten van de Retorica één keer om de veertien dagen een arm en behoeftig gezin ging bezoeken.
Ze gaven dan het door hun ingezamelde geld.
Terug op school brachten ze verslag uit bij de klastitularis.
Thuis of elders mochten ze niets vertellen over hun bezoeken: ze moesten de privacy van de behoeftige medemens respecteren.
Sommige gezinnen kregen geld, andere goederen. Ook werd er met bonnen en penningen gewerkt.
Eén zo'n broodpenning -goed voor één brood- kwam waarschijnlijk terecht bij een arm gezin in de Bremstraat in Heverlee op de Zwanenberg.
Vele jaren later werd hij er in een tuin gevonden.
{short description of image}










3-10
miljoen jaar

Het Diestiaan op de Koeheide
De ondergrond van de Koeheide bestaat uit zandformaties (1), die rusten op dikke, ondoordringbare klei (2).
Al deze lagen zijn aangebracht door de zee die vele malen de streek overspoelde.
Zij duiken op de Koeheide -en in het nabije Bertembos- onder de zanden van Diest, die men vroeger het Diestiaan noemde, naam die men gemakshalve nog veel gebruikt.

De zanden van Diest zijn grofkorrelig en bevatten gemiddeld de helft glauconiet. Glauconiet is een groen mineraal, een waterhoudende verbintenis van ijzer en kiezel met vier tot tien procent kali of kalihydroxyde. Dat is een heel mondvol. Het betekent vooral dat de zanden ijzerhoudend zijn. Ze zijn meestal roestig geoxideerd en dikwijls aaneengekit tot ijzerzandsteenbanken. De zee zette het Diestiaan af in twee diepe geulen die door het getij langs de toenmalige kust waren uitgesleten. De opvulling had plaats door de regelmatig opkomende vloed waardoor een typische lagenstructuur is ontstaan.

De Diestiaanformatie zet zich met dezelfde kenmerken voort over het Hageland naar Noordoost-Limburg tot bij Neerglabbeek.
Naar het westen toe kan ze worden gevolgd over Kester, Geraardsbergen, de Kemmelberg, de Rodeberg, de Kassel- en de Katsberg tot kaap Blanc Nez in het Franse Picardië.
In onze streek zijn de steenbanken te broos om als bouwstenen te dienen, wat in het Hageland wel mogelijk was. Het zand is wel in de negentiende eeuw als grondstof gebruikt in de eerste Vlaamse hoogoven te Leefdaal.
De zanden van Diest zijn drie tot tien miljoen jaar geleden afgezet. Door een gebrek aan fossielen is een juistere ouderdomsbepaling onmogelijk.
Geologisch blijft het erg recent.

Fossielen zijn overblijfselen van voorhistorische planten of dieren. Zij worden meestal versteend of als een versteende afdruk gevonden en laten toe de ouderdom van een grondlaag vrij nauwkeurig te bepalen. In de zanden van Diest komen weinig fossielen voor of beter men heeft er nooit veel aangetroffen. De eerste goed bestudeerde vondsten gebeurden in 1881 en 1888 te Everberg, ten noordoosten van het gehucht Vrebos. Daarna volgde een lange stilte over het Diestiaan. Een twintigtal jaar geleden vond de auteur in een wegberm, eveneens te Everberg, iets meer naar het oosten, opnieuw een fossielenlaag. De ontdekking is bekendgemaakt, maar de juiste plaats is stilgehouden om een plundering van de site te vermijden (3). Vrijwel alle vondsten zijn broze steenkernen. De beschermende schelp is verdwenen. De kleur varieert van roodbruin tot licht purper. De determinatie is moeilijk. De grote meerderheid zijn brachiopoden, tweekleppige zeedieren.

Wat heeft dit alles te maken met de Koeheide?
De vindplaatsen te Everberg liggen niet veraf. De mogelijkheid bestaat dat ook op de heide nog Diestiaanfossielen kunnen worden aangetroffen.
De ijzerzandsteen van het Diestiaan bood veel weerstand aan de erosie, de landafslijting door de wind, het ijs en het stromende water. Men ziet nog altijd de kenmerkende langwerpige heuvels met hun steile hellingen duidelijk in het landschap.
Op de Koeheide, samen met het Bertembos, is de heuvel wel opvallend breed.

Aan het einde van de Diestiaanperiode trok de zee zich helemaal terug naar het noorden. Het meest recente geologische tijdperk begon. Het was gekenmerkt door koude periodes, "ijstijden". Het volume van de ijskappen aan de polen en elders nam sterk toe. Al dat water, opgeslagen als ijs, was uiteraard aan de oceaan onttrokken. De zeespiegel daalde drastisch. Het Kanaal en het grootste deel van de Noordzee lag droog. Boven de noordelijke ijskap heerste permanent hoge luchtdruk. IJzige winden bliezen massa's stof uit het kale drooggevallen gebied naar onze streken. De zwaardere korrels landden als zand in de Kempen. De wind bracht de fijnere korrels, löss of leem, bij ons. Zij overdekten alles. Op de hoogste delen zoals de Diestiaanrug bleef de laag dun; op de lagere delen kwam het stof metershoog te liggen.

De dikte van de leemlaag bepaalt grotendeels de vruchtbaarheid van de bodem. Wegens de breedte van de Diestiaanrug onder Bertembos en de Koeheide raakte nog een belangrijk gedeelte van de bodem overdekt met een relatief vruchtbare laag. Zij is nog geschikt voor alle teelten, zelfs veeleisende. In dit opzicht is Bertembos uniek. Het is vrijwel het enige Midden-Brabantse bos op een vruchtbare bodem.
Anders is het gesteld met de steile hellingen van de Koeheide, die sterk aangetast zijn door de erosie. Hier liggen zware kleivlekken, die op zichzelf al moeilijk te bewerken zijn. Het zijn gronden die enkel in aanmerking komen voor weide en loofhout. Zij krimpen bij aanhoudende droogte. Wegens hun steilte en hun magere ondergrond zijn zij alleen sporadisch in cultuur gebracht en bleven meestal begroeid met een heidevegetatie. Zij herbergen daarom nog vele planten -en dieren- die elders in de streek vrijwel verdwenen zijn.

Willy Brumagne april 2006

(1) Van beneden naar boven: zanden van Brussel, van Lede en van Sint-Huibrechts-Hern. Zij zijn genoemd naar de plaats waar zij voor het eerst zijn bestudeerd.
(2) De formatie van Kortrijk.
(3) Bij gebrek aan eeuwigheid van dit leven werd de plaats in 2004 getoond aan de heer Rik Taes, de voorzitter van de vorsersploeg Homo et Natura VZW, geassocieerd met Natuurpunt Oost-Brabant VZW.

Bronnen
- Bodemkaart van België, kaartblad "Erps-Kwerps 89W" met verklarende tekst, Instituut tot aanmoediging van het Wetenschappelijk onderzoek in de Nijverheid en Landbouw, Brussel 1962;
- Geologische kaart van België - Vlaams gewest, kaartblad (32) Leuven, Belgische geologische dienst en Vlaamse Administratie Economie, Brussel 1990;
- Broothans, L., Geologie van Vlaanderen. Een schets., Vlaamse Administratie Economie. Afdeling Natuurlijke Rijkdommen en Energie, Brussel 1995
- Denis, J. (o.l.v.), Geografie van België, Gemeentekrediet van België, Brussel 1992;
- Pootemans, J., K.U. Leuven, Instituut voor Sociale en Economische Geografie, Intercommunale gidsenopleiding Midden-Brabant:
- Algemeen aardrijkskundig beeld van Midden-Brabant, 1988;
- De Vlaamse Vlakte, 1990;
- Brabants heuvelland, 1990.
- Raeymaekers, D., Note sur un nouveau gîte diestien fossilifère près de Tervueren, in Mémoires de la Société royale Malacologique de Belgique, année 1881, Brussel, p. XCV - XCVII;
- Van den Broeck, E., Exposé sommaire des observations et découvertes stratigraphiques et paléontologiques faites dans les dépôts marins et fluvio-marins du Limbourg pendant les années 1880-1881, Ibidem, p. CXL.
{short description of image}